Vader verzet zich tegen pleegplaatsing
Thierry, een vijfjarige jongen, is geboren uit een Marokkaanse vader
en een Belgische moeder. Reeds kort na hun huwelijk manifesteerden zich
ernstige problemen tussen hen, waarvan de oorzaak grotendeels in hun
verschillende cultuur en persoonlijke achtergrond te vinden is. Zowel op
sociaal als cultureel en pedagogisch vlak was en is de sfeer van de
vader totaal verschillend van de sfeer van de moeder (en thans
grootouders). De vader erkent dit nog steeds niet en weigert tot op
heden onder ogen te zien dat Thierry destijds om welbepaalde redenen aan
zijn grootouders is toevertrouwd, met name vaders' ernstig bedreigende,
agressieve en minachtende houding tegenover zijn toen reeds zieke
vrouw.
Vader blijft zich verzetten tegen de pleegplaatsing van zijn zoon en
vordert een terugkeer van Thierry in zijn gezin. Hij begrijpt (nog
steeds) niet waarom Thierry na het overlijden van zijn moeder door de
jeugdrechtbank aan zijn maternele grootouders werd toevertrouwd en vindt
dat er geen bezwaren zijn tegen een onmiddellijke en definitieve
terugkeer van Thierry naar het vaderlijk milieu. Hij heeft een huis, hij
heeft sinds jaren vast werk en is sinds kort hertrouwd zodat zijn vrouw
de zorg voor Thierry op zich kan nemen.
De ouders van Thierry waren gescheiden sinds 2009. Omwille van de
vrees van ontvoering van Thierry door zijn vader, werd door de
vrederechter aanvankelijk beslist om de contacten tussen vader en zoon
te organiseren via de bezoekruimte van het CAW. Bij beschikking van de
vrederechter werd het secundair verblijf van Thierry bij zijn vader
uiteindelijk vastgelegd op één weekend op twee.
Omwille van de aanhoudende bedreigingen vanwege de vader aan het
adres van de moeder en haar ouders en omwille van zijn agressieve
houding ten aanzien van de moeder, in het bijzijn van Thierry, werd bij
beschikking in kort geding in 2009 het secundair verblijf van Thierry
bij zijn vader opgeschort en werd terug beslist dat de vader zijn
omgangsrecht enkel nog kon uitoefenen in de bezoekruimte. Er was ook
sprake van vernielingen door de vader in de toenmalige gezinswoning.
Moeder vroeg omwille van haar terminale ziekte aan het Comité voor
Bijzondere Jeugdzorg om Thierry toe te vertrouwen aan haar ouders, die
bereid waren als pleeggezin voor Thierry op te treden.
Dossier overgemaakt aan openbaar ministerie
Omdat vader hiermee niet akkoord was, werd het dossier aan het
openbaar ministerie overgemaakt, dat een vordering bij de jeugdrechtbank
instelde op grond van art. 37 §1 van het decreet van 7 maart 2008
inzake bijzondere jeugdbijstand. Moeder overleed voor de uitspraak van
de jeugdrechter. Deze vertrouwde eerst bij voorlopige beschikking het
kind toe aan zijn maternele grootouders. De maatregel ten gronde
bevestigde de beslissing een half jaar later. De vader had op dat
ogenblik de samenwerking met de bezoekruimte stopgezet. Na het vonnis
werden de contacten tussen vader en zoon in de bezoekruimte terug
opgestart.
Belevingsonderzoek
Omdat de zoon de bezoeken anders leek te beleven dan de vader was er
sprake van ernstige spanningen en psychosomatische klachten vlak voor en
na een bezoek aan de vader en werd een belevingsonderzoek aangevraagd.
Hieruit bleek dat Thierry geen vraag heeft naar zijn vader om de
eenvoudige reden dat hij zijn vader eigenlijk niet kent.
Uit het discours en de beleving van vader blijkt dat vader zeer
weinig voeling heeft met de conventies, tradities, regels en normen die
in onze maatschappij heersen. Het verslag stelde dat: "Een terugkeer van
Thierry naar zijn vader een achteruitgang zal betekenen op sociaal,
pedagogisch, cultureel en schools vlak en dat zijn kansen om een breed
en genuanceerd beeld op de wereld te ontwikkelen ernstig gehypothekeerd
zullen worden".
De verstandhouding tussen de pleegouders en vader was volledig zoek
en het wederzijds wantrouwen groot. Veel meer dan de grootouders heeft
vader moeite om hen te erkennen en een plaats te geven in het leven van
Thierry, zodat er een groot risico is dat hij bij een terugkeer naar
vader volledig vervreemdt van het maternale leefmilieu.
Art. 20 verdrag voor de rechten van het kind
Art. 20 van het VRK bepaalt dat: "Een kind dat tijdelijk of blijvend
het verblijf in het gezin waartoe het behoort, moet missen, of dat men
in zijn of haar eigen belang, niet kan toestaan in het gezin te blijven,
heeft recht op bijzondere bescherming en bijstand van staatswege....
Bij het overwegen van oplossingen wordt op passende wijze rekening
gehouden met de wenselijkheid van continuïteit in de opvoeding van het
kind en met de etnische, godsdienstige en culturele achtergrond van het
kind en met zijn achtergrond wat betreft de taal."
Één van de belangrijkste principes van het jeugdbeschermingsrecht is
dat het belang van het kind steeds de eerste overweging vormt bij elke
maatregel die betreffende het kind genomen moet worden. Dit is niet
alleen als zodanig bepaald in art. 3 VRK en art. 22bis van de Grondwet
maar vloeit ook voort uit de vaste rechtspraak van het Europees Hof voor
de Rechten van de Mens.
Ook bij de (pleeg)plaatsing van een minderjarige is het belang van
het kind een cruciale factor. Een maatregel van plaatsing moet in
principe als een tijdelijke maatregel worden beschouwd. Dit houdt in dat
het kind op het gepaste moment in het belang van het kind herenigd
wordt met zijn ouder(s).
Bij het al dan niet handhaven van een maatregel van pleegplaatsing
van Thierry moet het belang van het kind afgewogen worden tegen het
belang van de vader, waarbij het belang van Thierry bij elke beslissing
die hem aangaat de eerste en belangrijkste leidraad moet zijn. Er moet
hierbij rekening gehouden worden met de wenselijkheid en continuïteit in
zijn opvoeding en met zijn culturele achtergrond.
Beslissing Jeugdrechtbank
Rekening houdend met het al het voorgaande, was het volgens de
jeugdrechtbank "door het overlijden van moeder (niet) de lotsbestemming
van Thierry dat voor hem een spoedige en definitieve terugkeer naar het
vaderlijk milieu wordt bewerkstelligd", temeer daar ook de maternele
grootouders mede de identiteit van Thierry uitmaken.
De rechtbank wil niet het risico lopen dat Thierry de affectieve band
met de ouders van zijn moeder ziet verbreken en acht een bewuste
verandering van zijn opvoeding evenmin in het belang van Thierry. Het
meest gunstige opvoedingsklimaat van Thierry is daar waar hij het meest
de kans krijgt om vrij en onbekommerd een band op te bouwen met zowel
zijn vaderlijke als zijn moederlijke familie. Vanuit deze basis zal hij
zich van zowel zijn grootouders als zijn vader op eensgezinde manier
kunnen differentiëren en zijn eigen persoonlijkheid kunnen ontwikkelen
met zijn eigen keuzes. Om deze redenen, evenals omwille van de
wenselijkheid van continuïteit in de opvoeding oordeelt de rechtbank dat
de pleegplaatsing van Thierry bij zijn grootouders moet gehandhaafd
worden. Om te vermijden dat Thierry en zijn vader van elkaar vervreemden
en Thierry zodoende de kans ontnomen wordt om ook zijn vader en het
vaderlijk leefmilieu echt te leren kennen en zijn Marokkaanse roots te
waarderen, en om te vermijden dat een terugkeer naar het vaderlijk
milieu zodoende bij voorbaat uitgesloten wordt, dringt een gestage
uitbreiding van het contact tussen Thierry en zijn vader zich op,
aanvankelijk door middel van dagbezoeken en later, indien deze goed
verlopen, gevolgd door weekend bezoeken en zelfs korte of langere
vakantieverblijven.
De rechtbank vraagt aan de vader dat hij begrip opbrengt voor de
gevoelens van angst en onzekerheid die de eerste bezoeken ongetwijfeld
met zich zullen meebrengen. De rechtbank vraagt dat de grootouders deze
beslissing ondersteunen en Thierry hieromtrent gepast kaderen; zij
hebben tot op heden trouwens bewezen dat zij hiertoe met veel liefde en
warmte in staat zijn.
Auteur: Christine Melkebeek DCI-Vlaanderen
Bron:
- Brussel (Jrb.) 18 oktober 2011, onuitgegeven.