De integrale jeugdhulp wordt in belangrijke mate georganiseerd door zeven verschillende sectoren: Agentschap Jongerenwelzijn, Algemeen Welzijnswerk, Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, Centra voor Leerlingenbegeleiding, Kind en Gezin, Centra voor Integrale Gezinszorg (worden ondergebracht bij Jongerenwelzijn) en het Vlaams Agentschap voor Personen met het Handicap. Het decreet van Integrale Jeugdhulp van 2013 structureert de jeugdhulp.
De jeugdhulp in Vlaanderen bestaat zowel uit rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (RTJ) als uit niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (NRTJ). Omdat de hulp varieert van weinig ingrijpende hulp tot intensieve hulp, richtte Integrale Jeugdhulp de intersectorale toegangspoort (ITP) op. De toegangspoort bestaat uit een team indicatiestelling en een team jeugdhulpregie. Zij wijzen door naar de niet rechtstreekse toegankelijke jeugdhulp. Vóór de poort kan iedereen zijn vraag stellen aan de rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp.
Het decreet integrale jeugdhulp vertrekt niet van de veronderstelling dat
professionele, gespecialiseerde hulpverleners altijd klaar staan met
oplossingen. Integendeel. Het decreet zet de jongere centraal in de
hulpverlening. Jongeren die hulp zoeken - en ook hun ouders - weten immers vaak
zeer goed wat het probleem is. Ze beseffen waar ze aan toe zijn en ook wat
mogelijke oplossingen zijn. Van hulpverleners wordt verwacht dat zij eerst de
eigen mogelijkheden van de jongere en zijn gezin aanspreken en versterken.
Hulpverlening die vertrekt van de kracht van jongeren en hun omgeving, zoekt
altijd naar door henzelf gedragen oplossingen.
Het decreet stimuleert dan ook de participatie van minderjarigen,
ouders en opvoedingsverantwoordelijken aan de hulpverlening. Samen met het
decreet rechtspositie van de minderjarige is het een sterke hefboom om
participatief te werken op alle niveaus.